- Inspiratie
- De psychologie achter de beleving
Omgevingspsychologie, hoe ben je daarbij terechtgekomen?
"Als student psychologie richtte ik me specifiek op arbeids- en organisatiepsychologie. Onderwerpen als leiderschap, regels en gedrag stonden centraal in de enorm dikke boeken die ik moest lezen. Heel interessant allemaal, maar op een bepaald moment realiseerde ik me het volgende: je werkt de hele dag aan een bureau met een lamp op je hoofd en allemaal collega's om je heen. Dat heeft toch ook allemaal invloed op je gemoedstoestand? Waarom lees je daar niks over in al die boeken? Gaandeweg ben ik me meer in het onderwerp gaan verdiepen en werd ik door iemand geïntroduceerd in de wereld van de omgevingspsychologie. Nadat ik in 2010 afstudeerde als psycholoog, ben ik als freelancer aan de slag gegaan. Wat de volgende stap was? Het opstarten van Omgevingspycholoog, een kennisplatvorm binnen deze stroming. Inmiddels werken we er met zes man."
Waar draait omgevingspsychologie eigenlijk om?
"Wanneer we het hebben over omgevingspsychologie, is het handig om je te realiseren dat er niet per definitie sprake is van een goede of slechte omgeving. Dit hangt namelijk af van iemands persoonlijke en situationele behoeften. Een goede omgeving voedt de behoefte die je op dat moment hebt. Een omgeving kan zich op één type behoefte richten, maar kan ook een plek zijn waar meerdere type behoeftes naast elkaar worden gevoed. Een voorbeeld van een omgeving die meerdere behoeftes vervult, is de zithoek in de kledingwinkel. Hier kan een man uitrusten terwijl zijn vrouw kleding aan het passen is. Omgevingspsychologie draait erom dat je de inrichting en het ontwerp van plekken beter afstemt op de behoefte van de eindgebruiker. We willen de beleving van eindgebruikers verbeteren met aanpassingen in de fysieke ruimte. We maken gebruik van kennis en methoden uit de omgevingspsychologie om dit te doen."
Hoe komen jullie tot inzichten?
"Alhoewel het ene vraagstuk een andere aanpak vereist dan het andere vraagstuk, zijn er globaal gezien twee dingen die we doen. We kijken wat er over een bepaald onderwerp bekend is, door middel van literatuuronderzoek. De meeste onderzoeken die we bestuderen, komen uit het buitenland. Daardoor kan het zijn dat de inzichten niet een op een te kopiëren zijn naar de Nederlandse situatie. Naast literatuuronderzoek maken we gebruik van wetenschappelijke methoden om inzicht te krijgen in de manier waarop een omgeving wordt gebruikt en ervaren. Van computergestuurde analyses tot observaties – we maken gebruik van de meest uiteenlopende middelen om vragen te beantwoorden."
Heb je een voorbeeld van een interessant project dat jullie hebben gerealiseerd?
"Bij de leukste projecten draait het om het daadwerkelijk onderzoek doen naar de manier waarop mensen een omgeving en gebouw gebruiken. Een voorbeeld van een bijzonder project betrof het O&O-plein in Twente. Fietsers parkeerden steevast hun fiets buiten de stalling. De vraag was hoe dat kon en wat we eraan konden doen. We hebben de omgeving in kaart gebracht en we zijn gaan onderzoeken hoe mensen zich op die plek gedroegen. Er kwamen een aantal interessante zaken naar voren. Als het bijvoorbeeld om het oplossen van problemen gaat, houden we er een lineair denkpatroon op na. Het gevolg van onze neiging om problemen lineair op te lossen, is dat we onze fiets ergens op de route van startpunt tot bestemming willen parkeren, het liefst zo dichtbij mogelijk. Als er geen parkeerplek mogelijk is, dan vinden we het vervelend om weer om te draaien en een plek te zoeken die verder weg ligt. Dan moeten we namelijk een stap terug doen in het oplossen van ons probleem. Gemiddeld genomen willen we maximaal een halve minuut lopen van de plek waar onze fiets staat, naar de ingang. De fietsenstallingen die verder dan een halve minuut liggen, worden weinig gebruikt."
Heb je een voorbeeld van een goede omgeving?
"Zorginstelling Hogeweyk in Weesp vormt voor mij hét voorbeeld van een omgeving die goed past bij haar inwoners. De manier waarop mensen daar leven is zowel qua vormgeving als behandeling afgestemd op waar de bewoners vandaan komen. Ouderen die een Jordanese achtergrond hebben, worden op een meer amicale manier benaderd, dan ouderen die uit het Gooi komen. “Goedemorgen mevrouw” versus “Hoi Ans, hoe is het met je?”. Ook de interieurs sluiten zoveel mogelijk aan op wat de bewoners hun hele leven gewend waren. Het doel van de instelling is om mensen zoveel mogelijk te laten leven zoals ze ook deden toen ze nog zelfstandig woonden.”
Wat kunnen we zelf doen om onze thuisomgeving te verbeteren?
“Er zijn een aantal zaken waar je rekening mee kunt houden. Zorg er allereerst voor dat je genoeg focus legt op de kamer waar je het vaakst bent. Ik breng zelf meer tijd door in de eetkamer, dan in de woonkamer. Dit betekent dat ik ervoor moet zorgen dat deze ruimte zo goed mogelijk op mijn behoefte is afgestemd. Daarnaast is het raadzaam om rekening te houden met de positionering van verschillende ruimtes ten opzichte van elkaar. Deze positionering bepaald hoe mensen door een huis heen lopen. Een mooi voorbeeld vormt het huis van kennissen van mij. De keuken zit daar op een centrale plek. Dat kun je zien als iets positiefs, omdat mensen daar bij elkaar komen. In dit geval had het een negatief effect. Mensen die er niks te zoeken hadden, kwamen in de keuken om zich te bemoeien met het eten. En omdat de keuken in verbinding stond met veel andere ruimtes, was al het geluid uit de keuken in de andere ruimtes te horen. Het leidde eigenlijk vooral tot stress. Welke regel je kunt aanhouden? Zorg dat de meer publieke ruimtes aan het begin van je huis zijn gevestigd en de ruimtes die voor privégebruik zijn bedoeld, meer aan het eind. Ook het plaatsen van planten in huis, werkt goed. Uitzicht op de natuur heeft een rustgevende werking.”
Wat is het meest opvallende dat je hebt gehaald uit je werk als omgevingspsycholoog?
“Ik vind het opvallend dat we als samenleving soms best moraliserend uit de hoek kunnen komen, als het aankomt op hoe we ons wel en niet horen te gedragen. We horen sociaal te zijn en mensen te ontmoeten. Iemand die afzondering zoekt, zijn eigen plekje claimt, gedraagt zich asociaal. We zien het niet als iets positiefs. Ik ben het daar niet mee eens. Ik probeer gedrag en beleving veel meer te benaderen vanuit een neutraal perspectief. Gedrag is niet goed of slecht. Als iemand in de trein een tas naast zich neerzet, kun je dit zien als asociaal gedrag. Ik vind het juist een normale manier om je te weren tegen grote drukte. Dit gedrag kan wel onwenselijk zijn vanuit een organisatie of vanuit andere eindgebruikers. In dat geval moeten we zoeken naar een manier om om te gaan met de behoefte die er speelt. Een ander voorbeeld: het aankijken van mensen. In drukke steden kom je voortdurend andere mensen tegen. Dat kan voor stress zorgen. Het vermijden van oogcontact is een middel om daarmee om te gaan. Dat is precies waar het werk van de omgevingspsycholoog om gaat: het creëren van plekken die beter afgestemd zijn op de behoefte van de eindgebruiker. Zo kunnen we bijvoorbeeld ook nadenken over nieuwe manieren om die trein te ontwerpen, zodat mensen in eerste instantie geen benauwd gevoel ervaren als ze erin zitten. Dat zie ik ook als mijn doel: het verbeteren van de beleving van eindgebruikers. Dat kan zijn in gebouwen, op pleinen, in het bos of in de trein.”